Onlangs werd ik betrokken bij een discussie over de werkwoordsvorm ‘vaarden’ in een artikel van Nu.nl. Het bleek dat het genootschap Onze Taal zowel ‘vaarde’ als ‘voer’ juist vindt, waarbij wel wordt opgemerkt dat ‘voer’ de gebruikelijke vorm is.
Zo’n discussie is echt iets voor de zelfbenoemde taalnazi’s die totaal van slag raken van constructies als ‘hun hebben’ of ‘mijn vriend wilt’. Ik zal niet ontkennen dat het mij ook best even steekt als dergelijke zinnen voorbij komen, maar is het ook echt taalverloedering?
Fascinatie
Daarover verschillen de meningen. Ik beschouw mezelf absoluut niet als taalnazi, al was het maar omdat ik het een vreselijk naar woord vind. Natuurlijk valt het mij op als iemand zegt: ‘ik ben groter als hij’. Maar ik ben niet iemand die anderen steeds op zulke fouten wijst. Ik kijk er eerder met fascinatie naar. Op school leert iedereen dat zo’n constructie onjuist is, maar toch duikt hij steeds vaker op.
Taalverloedering
In de taalkunde zijn er grof gezegd twee kampen te onderscheiden. Het ene kamp heeft DE taal voor ogen. Deze taal is volgens hen de enige juiste en daaronder hangt de taal die in het dagelijks leven vaak gebruikt wordt. Die gewone taal is onder te verdelen in twee takken: dialecten en taalfouten. Een dialect weten we vaak wel te onderscheiden, alle andere variaties op DE taal worden als fout gezien. Als je zo redeneert, word je dus dagelijks omgeven door taalverloedering.
Taalverandering
Dan is er nog het andere kamp, dat uitgaat van taalvariaties die uiteindelijk zorgen dat een taal verandert. Daar schaar ik mezelf onder. In eerste instantie vallen fouten heel erg op, maar hoe vaker je ze tegenkomt, hoe normaler ze worden. Bovendien blijken ze noodzakelijk om een taal ‘leerbaar’ te houden. De veelheid aan uitzonderingen en bijzonderheden moet wel beheersbaar blijven immers. Afgelopen woensdag nog, betoogde taalkundige Marc van Oostendorp in De Volkskrant dat taal hoe dan ook verandert en het best overgelaten kan worden aan de vrije markt.
Toekomst
Een taal leeft, dat betekent dat er dingen verdwijnen en andere dingen bij komen. Wat mij betreft is dat vooral een mooi fenomeen om te volgen. Wat we nu spreken en schrijven, is voor de volgende generatie helemaal niet zo vanzelfsprekend. Taal blijft veranderen, dat is toch mooi om te zien? We gaan mee met de stroom en dat levert steeds weer nieuwe effecten voor onze taal.
Taalkundige Jan Stroop scheef in 1998 in zijn boek ‘Poldernederlands’ dat we rond het jaar 2020 de onderwerpsvorm hun algemeen geaccepteerd zullen hebben. Nog een jaar of drie te gaan. Hebben hun dan weer een stukje taalverandering omarmd?